dinsdag 21 augustus 2012

Hanoi bis

Daar zit ik dan, te wachten op de zoveelste bus, ditmaal richting de noordoostelijke stad Cao Bang. De bus is laat en ik verveel me. Gelukkig arriveert er afleiding in de vorm van een Zweeds koppel. En toeval wil natuurlijk, zij stappen uit een bus die vertrok in Cao Bang. Meer heb ik niet nodig om me voor enkele minuten in hun leven binnen te dringen. Ik stel allerlei vragen en de conclusie is gauw gemaakt: ik ga niet naar Cao Bang. Ze vertellen me over de wegenwerken onderweg die de reis drie uur langer maken dan voorzien, de stoffige stad waar weinig te beleven valt en vooral de waterval (waarvoor iedereen naar daar reist) die bijna geen water bevat omdat het het einde is van het droge seizoen. Gelukkig is er geen busstation aan Ba Be en heb ik dus ook geen ticket gekocht. Ik neem gewoon de bus richting Hanoi. Natuurlijk is het alweer te laat voor de bus die werkelijk tot Hanoi gaat. Ik beland na zonsondergang in het busstation van Nguyen Thai en omdat het al donker is, kies ik ervoor om het eerste guesthouse tegenover het station te nemen. De familie is bijzonder vriendelijk en de kamer goedkoop, wat wil een mens nog meer? Een 'matras' die niet uit houten (!) blokjes bestaat bijvoorbeeld. Deze vreemde variatie op de bamboe matjes merk ik pas op wanneer ik al heb toegezegd. Ik bereid me voor op een slapeloze nacht. Na een simpele maaltijd in het restaurantje naast de deur, probeer ik het bed uit en het moet gezegd, het is comfortabeler dan ik dacht. Ik hang naar goede gewoonte mijn muggennet op (hotels in Noord-Vietnam hebben vaak wel de railing van het net, maar dan wel zonder het eigenlijke net. Waarschijnlijk moeten ze de dingen te vaak vervangen.).
De volgende ochtend doe ik een onaangename ontdekking: naast mijn rugzak ligt de grootste kakkerlak die ik ooit gezien heb op zijn rug te spartelen. Gelukkig ben ik de kakkerlakken al wel gewoon, maar gelukkig is dit toch ook de eerste kakkerlak die ik in mijn hotelkamer aantref (en nog steeds de enige, kan ik met opluchting zeggen). Nu ben ik niet bang van kakkerlakken. Er is spijtig genoeg een nog levende getuige voor mijn beroemde uitspraak "He kijk, wat een grote kever" in een Damasceens steegje. Een van de vele uitspraken die mij mijn hele leven zal achtervolgen. Deze 'extra-grote kever' was gelukkig geimmobiliseerd en ik raapte snel mijn spullen bij elkaar. Niet veel meer dan drie uur later was ik in Hanoi. Het was ondertussen nog geen negen uur 's ochtends, het regende pijpenstelen en ik bevond me in een busstation buiten het stadscentrum. Gelukkig was ik goed voorbereid. De Guide du Routard vermelde ergens in kleine lettertjes dat een van de vele stadsbussen langs het toeristisch centrum rijdt. Xe buyt ba muy buon oftewel bus nummer 34. Terwijl ik mijn kleine rugzak met geld en dergelijke krampachtig tegen de regen bescherm, komt er een kluwen aan Vietnamezen op mij af: Motobike! Taxi! Nee, bedankt. Xe buyt ba muy buon? Brede glimlach. Twintig hulpvaardig wijzende vingers. Hemelsbrede glimlach. Tien minuten later zit ik op de rijdende bus, mijn ticketje van 3000 dong, minder dan 20 cent, in de hand. Mijn gelukzalige glimlach trekt de aandacht van de vrouw naast mij. Ze spreekt mij aan in zeer mooi Engels. We praten over mijn reis en haar leven in Hanoi. Ze is advocate, maar heeft nog weinig gezien van haar eigen land, hoewel ze overduidelijk geinteresseerd is en ook niet echt onbemiddeld lijkt (Iphones kosten in Vietnam evenveel als in Belgie...). Ik vermoed dat dat vooral komt omdat ze niet getrouwd is. Alleen reizen is vreemd in de ogen van Vietnamezen. Zeker als vrouw.
Een klein half uur later ben ik terug in het Old Quarter. Ik wandel naar een hostel die mij door twee mensen is aangeraden, een gigantische plek met zeven verdiepingen dorms, een restaurant-bar beneden en een grote gemeenschappelijke ruimte met terras op de vijfde verdieping. Ik moet tot elf uur wachten voor ik in mijn dorm kan, maar er staat wel gratis ontbijt. Vietnamese baguettes, drie soorten confituur (banaan, ananas en peer), watermeloen en bananen, koffie en thee... dat kan duidelijk erger. Ik raak aan de praat met twee Ierse meisjes met een kater. Ze zijn in Hanoi aangekomen na een maand vrijwilligerswerk op Sulawesi, het Indonesische eiland waar ik ben geweest toen ik zestien was. Hun ervaring was minder leuk geweest dan de mijne: het werk was interessant geweest (dieren verzorgen en terug in het wild zetten indien mogelijk) en de omgeving (een nationaal park) was prachtig, maar het eten was vreselijk en ze waren allebei heel ziek geworden. Een van beide had er dengue gekregen en na haar verhaal ben ik nog voorzichtiger met muggen dan ik daarvoor al was. Dengue is bijzonder pijnlijk (vreselijke gewrichtspijnen) en er is niets aan te doen. Je moet gewoon wachten en hopen, het is in zeldzame gevallen dodelijk. Nachtmerrieverhalen bij het ontbijt. Njam.

In de namiddag beslis ik naar een tempel te wandelen in een buurt waar ik nog niet geweest ben. De buurt is erg gezellig met weinig toeristen en veel koffie en eten op straat. De tempel blijkt in renovatie, dus dat is pech. Ik zet mij dan maar neer op een plastiek stoeltje voor de tempel en vraag naar mia da chang, vers geperst rietsuikersap met ijs en citroen. Het is vrij makkelijk om stalletjes te vinden die deze drank serveren, want de machine waarmee het gemaakt wordt, springt in het oog en het oor.

(een voorbeeldje van een sugarcane juicer. De vrouwen moeten de grote stengels eerst 'schillen' en dan verschillende keren door de machine halen. De machine maakt veel lawaai, maar het resultaat is, zeker met wat limoensap, zoet maar heerlijk verfrissend en wordt geserveerd in een groot bierglas zoals hierboven.)

Ik wandel daarna terug richting hostel, waar ik 's avonds te veel betaal voor mijn street food. Ik was alweer vergeten dat je in toeristische buurten altijd naar de prijs moet vragen voor je eet. Het is onmogelijk om nog af te dingen als je al gegeten hebt. Het enige wat je dan nog kan doen is kwaad kijken en als het echt veel te veel was, gewoon minder geld dan gevraagd in de hand te stoppen, maar dan bestaat de kans weer dat iemand tegen je begint te roepen. Ja, Vietnamezen zijn niet de typische stille, boeddhistische Aziaten die je misschien verwacht. Ze zijn vaak supervriendelijk en maken graag grapjes, maar ze kunnen ook echt openlijk kwaad zijn, op elkaar of op de toeristen. Ik heb persoonlijk nooit veel problemen gehad en heb bijna altijd de vriendelijke kant van de Vietnamezen gezien. Ik moet ook wel toegeven dat ik niet vaak dronken ben geweest, nooit echt schaars gekleed was en mijn dertig woorden Vietnamees volledig heb uitgebuit.
Wat dat schaars gekleed betreft, in de gigantische hostel voel ik me compleet underdressed. De hoeveelheid frivole kleedjes, juwelen en make-up die daar uit rugzakken kwam was indrukwekkend. Wie reist er nu zonder drie kleuren nagellak, een wimperkruller en sandalen met kralen en kristallen?
Ik ben overduidelijk in partyville beland. Mijn dorm is heel rustig tot een uur of drie wanneer een groep kamergenoten door het raam naar binnen klimt. Vergezeld van hun beste vrienden Johnny (fervent wandelaar) en Morgan (kapitein op de grote vaart) komen ze binnengerold en beginnen de meest hilarische dronken gesprekken. "I wanna impregnate someone tonight," blijft een jongen herhalen terwijl hij een kamergenote die net in bed is gekropen bespringt. Ik begin net te vrezen dat de situatie genant zal gaan worden, tot ik besef dat hij zo dom is geweest om de Schotse Sarah uit te kiezen. Sarah, niet op haar mondje gevallen en in een serieuze relatie, duwt hem haar bed uit en zet hem in haar prachtige Schots op zijn plaats.

De volgende ochtend trek ik met deze zelfde Sarah naar het mausoleum van Ho Chi Minh, zeg maar de Lenin en Mao van Vietnam. Zijn afbeelding is een vast deel van het interieur in elke Vietnamese woning en elke school die zichzelf (en de communistische partij) respecteert heeft op de gevel een grote afbeelding van 'Nonkel Ho' die vriendelijk glimlachend bloemen ontvangt van een lief uitziend kind. De eerste keer dacht ik dat Ho die school dan wel bezocht moest hebben, maar zo zit het niet in elkaar. Nu zie ik het eerder als de communistische variant van Jezus die de kinderen tot zich laat komen. Nonkel Ho is de redder van de natie, de grote held, maar spijtig genoeg al sinds 1969 een dode held. De Vietnamezen zouden echter geen echt communisten zijn als ze daar niet een oplossing voor bedacht hadden die opvallend lijkt op die van hun illustere 'vriendjes', de Russen. Net als Lenin, ligt Ho Chi Minh opgebaard in een mausoleum. Daar kan je hem elke dag een laatste groet komen brengen.
Om Ho daadwerkelijk te zien te krijgen, moet een mens wel wat moeite doen. Ik had op mijn tweede dag in Vietnam al een poging gedaan met Marcus, maar toen waren we te laat. We waren te voet gegaan en waren pas om elf uur aangekomen. Elf uur is te laat. Elf uur 's ochtends, voor de duidelijkheid. De laatste mensen mogen het mausoleum binnen rond kwart voor elf want om elf uur gaat het onherroepelijk dicht. De rest van de dag heeft Ho zijn rust nodig, denk ik. Of misschien is het dan te warm voor de soldaten die in volledig uniform de wacht houden voor het mausoleum. Om het half uur wisselen zij van positie, verder staan ze Buckinghamiaans stil in de felle zon.
Als je het mausoleum in wil, moet je niet alleen vroeg zijn, maar ook respectvol gekleed. Bedekte knieen en schouders, onbedekt hoofd en geen fototoestellen rond de nek. Flipflops worden getolereerd maar dan ook niet meer dan dat. Enkele serieuze Vietnamezen in de rij voor ons kijken een beetje boos naar onze voeten. Of misschien ligt dat aan Sarah's weinig respectvolle blauwe teennagellak? We giechelen dan maar een beetje en worden prompt op de schouder getikt door een soldaat. Nee, we zijn nog niet binnen in het mausoleum (we wandelen de respectvolle vijfhonderd meter onder een baldakijn richting het gebouw), maar op weg zijn naar Ho is een bedevaart. Dat mag je trouwens vrij letterlijk nemen. Getuige volgende foto van een groep monniken en nonnen. (Hoera! Mijn eerste zelf genomen foto op de blog!)

                        (Dit is een aanvaardbare afstand om een foto te nemen van het mausoleum)

Eenmaal eindelijk binnen is het muisstil. Door een lege marmeren gang en trappen met rood (of wat dacht je?) tapijt schuifelen we dieper en dieper het gebouw in. We slaan een hoek om en daar, in halve duisternis, ligt Ho Chi Minh. In een sneeuwwitjesglazen kist. Het lijkt alsof hij slaapt. "Is that the real one?" fluistert Sarah? "He looks like he should be in Madame Tussaud's." Dat is een goede omschrijving. Later hoor ik dat er toeristen zijn die blijkbaar niet beseffen dat ze de echte Ho hebben gezien.
Westerlingen (ik inclusief) begrijpen duidelijk niet echt wat dit marmeren, quasi lege gebouw losmaakt bij de Vietnamezen. Terwijl je er bent, is het moeilijk om het serieus te nemen. Daarna ben je teleurgesteld in jezelf. Is een dode held grappig? Zelfs als hij in een sneeuwwitjeskist ligt? Of is die dodenheldencultus net een beetje gevaarlijk?

Na het mausoleum scheiden Sarah en ik even onze wegen. Zij wil naar de tempel van de literatuur (waarvoor ik wel op tijd was met Marcus). Ik ga naar het museum voor schone kunsten. Het is een aangenaam museum dat mij een beter beeld geeft van de geschiedenis van de kunst in Vietnam. Ik zie chronologisch werken van hun ijzeren tijdperk tot nu. Het museum is niet te groot en ik kom buiten met een beter beeld van de geschiedenis van het land en een paar mooie beelden en schilderijen in mijn hoofd.

De volgende dag heb ik een heel specifieke missie. Mijn boeken zijn bijna allemaal uitgelezen, de gigantische hostel heeft een ronduit zielige boekenruil en ik heb in het noorden ook bijna nergens anderstalige boeken kunnen vinden. In de Bijbel staat een boekhandel aangestipt die ik graag wil proberen: tweedehandse en nieuwe boeken, buurt waar ik nog niet geweest ben, in die buurt een markt waarvan een Vietnamees had gezegd dat hij er altijd lunchte... Check, check and check.
Ik vind de boekenwinkel, koop een vijftal boeken, eet een fantastische lunch in de markt met een groepje lokale vrouwen, leer nieuwe woorden (groenten) en leer nieuwe woorden aan (hair band), bezoek een mooie tempel aan de rand van een meer, begin langs de rand van datzelfde meer in een van mijn nieuwe boeken en wandel enkele uren later rustig terug.

Voor de volgende ochtend vind ik wel een nieuwe compagnon. De Duitse Kim vertelt me 's avonds dat ze een bepaalde soep wil gaan eten omdat die haar werd aangeraden door vrienden. Het soepstalletje is enkel geopend voor het ontbijt en zij is - ondanks een schooljaar in Singapore - geen fan van soep als ontbijt en heeft bovendien moeite met vroeg opstaan. Om ervoor te zorgen dat ze toch gaat, zoekt ze een ontbijtgenoot. Iemand mogen wakker maken en lekkere soep? Dat hoeft ze mij geen twee keer te vragen. Ik moet Kim wel degelijk wakker schudden, maar om half negen zijn we toch de deur uit. Ontbijt begint rond 5 in Vietnam dus we zijn toch aan de late kant, maar gelukkig is de soepplek heel dichtbij. Het is een van de kleinste straatzaken die ik al gezien heb, ze hebben amper plaats op de stoep tussen de vele geparkeerde scooters, maar er zijn nog net twee stoeltjes vrij en er is nog soep. Bestellen is niet nodig, je gaat gewoon zitten en krijgt het enige gerecht op het menu: bun rieu cua. Wauw. Dit is soep om u tegen te zeggen. Geweldige bouillon van krabbetjes uit rijstvelden, er zitten natuurlijk rijstnoedels in maar ook tomaat. En bovenop varkensvlees, een gigantische hoop groene kruiden en krokant gebakken sjalot. Krokant Gebakken Sjalot.

                                          Zo zag het er ongeveer uit. Maar met meer groen.
                                                          En Krokant Gebakken Sjalot.


Na het ontbijt willen Kim en ik naar het etnologisch museum dat een eindje buiten het toeristische centrum ligt. Een weinig problematische busrit later (even de bus in de verkeerde richting genomen) komen we aan in de buurt van het museum. We drinken onderweg nog een cafe sua da (Vietnamese koffie met gecondenseerde melk en ijs. Kim is niet de enige reiziger die ik tegenkom die geen dag zonder Vietnamese koffie kan) en arriveren daardoor later dan gepland in het museum. Geen probleem voor mij, maar Kim heeft een heel schema af te werken. Drie musea en de tempel van de literatuur. Zij gaat dus voor een turbobezoek binnen in het museum en slaat de grote museumtuin over om snel achterop een motobike te springen. Zonde, want de tuin stond vol traditionele gebouwen uit het hele land, volledig met interieur en uitleg over hoe mensen er wonen. Later die dag zal Kim me vertellen dat haar motobikechauffeur de stad minder goed kende dan zijzelf en dat het voor haar dus een redelijk frustrerende dag was geworden. Ik ben dus extra blij dat ik wel de tijd heb genomen voor de tuin.


















Na het museum beslis ik de zeven kilometer naar de hostel maar te wandelen. Onderweg kom ik volgens mijn kaart langs het kantoor van de illustere Mr Angh. Dat komt goed uit want ik moet de man nog betalen voor die ene middag met gids in Sa Phin.
Het adres blijkt alweer een doodgewoon huis te zijn waar alweer niemand thuis is hoewel ik twee dagen eerder had gemaild dat ik zou komen. Alweer had ik direct een vriendelijk antwoord gekregen (Mr Angh heeft een Iphone en maakt daar geen geheim van) en alweer is de man niet aanwezig en heeft hij niemand gestuurd. Mr Angh is een geest met een Iphone en een laptop. I rest my case.

Na deze zoektocht wil ik graag mijn dagelijkse middagstop in een park maken. Het park van vandaag blijkt de zoo te zijn (Ah, daarom was het kaartje tien cent duurder) en over de zoo wil ik niet al te veel kwijt. Er waren vrolijke Vietnamezen, er waren kleurige dierenstandbeelden, er waren mooie bloemenperken, fonteinen en een eilandje met brug, en er waren ook kleine kooien met triestige dieren.
                 mozaiekfontein met olifanten bij de ingang. Ik had nog steeds niet door dat het de zoo was.
                                            Leerlingen voor een van de vele lege kooien.
                                          Nog nooit waren lege kooien zo'n goed nieuws.
                                   Ik moest absoluut op de foto met deze universiteitsstudenten.
                                       Zij komen naar de zoo om een groepswerk te bespreken

Ik wandel verder terug richting hostel en koop ondertussen een schoudertasje van twee heel vriendelijke meisjes. Hun winkel verkoopt overduidelijk enkel mannenkleren en -accessoires, maar ik wil de kleine rode schoudertas uit de etalage en dat vinden ze geweldig. Ik moet natuurlijk minstens vier tassen uitproberen voor de spiegel en ze willen me ook nog twee paar mannenschoenen verkopen: "You have big foot. You will not find girl shoe in Vietnam."

's Avonds in de hostel eet ik een burger met Kim en de Ierse meisjes die ik enkele dagen eerder ontmoette. Zij hebben weer een kater. Ik besluit dat ik genoeg heb van deze hostel (het nachtelijke spektakel van de eerste dag heeft zich elke avond herhaald en is de derde keer iets minder grappig) en genoeg heb van Hanoi. Ik ben moe en lui en vind het te warm. Ik wandel de volle tien meter naar de reisagent in de hostel en boek een nachtbus naar Hue, keizerlijke stad aan de Parfumrivier. 














donderdag 31 mei 2012

Ho Ba Be

In de reeks geestige plaatsnamen, presenteer ik u: Ho Ba Be oftwel Ba Be Lakes, een nationaal park in het noorden van Vietnam. In Sapa had iemand mij deze plek aangeraden en ik was vastbesloten het park te bezoeken. Nu was dat vanuit Dong Van bijna onbegonnen werk. De Lonely Planet kreeg deze keer gelijk ("Het is sinds kort mogelijk om vanuit de Dong Van regio naar de Cao Bang provincie te reizen, maar de lokale overheid zal er alles aan doen om u tegen te houden."). Ik kon geen enkele bus vinden die de juiste richting uitging. En omdat ik ook mijn geloof in oude mannen had verloren, was er slechts een uitweg: de omweg. Patricia vond het park ook wel een interessant idee, dus we besloten samen te reizen. De volgende ochtend om vijf uur zaten Ania, Tomek, Patricia en ik opnieuw in een overvolle bus naar Ha Giang. Ik was blij om opnieuw mijn rustige chauffeur en arrogante portierjongen te zien (die tijdens deze trip een meisje probeerde te versieren terwijl een twintigtal mensen toekeken). In het busstation namen Patricia en ik afscheid van Ania en Tomek, die terug richting Hanoi trokken. Wij wisten dat we niet in een dag bij het park konden komen, dus we hoopten in Thay Nguyen te raken, een centrale universiteitsstad. Rond vijf uur waren we nog steeds twee uur van Thay Nguyen verwijderd. Plots begon de portier een geanimeerd gesprek met een van de laatste andere mensen op de bus en voor we het wisten stonden we samen met de twee andere overige passagiers op de straat. Dit was blijkbaar de eindhalte. Naast ons stond een lokale man die een minimum aan Engels sprak en een zenuwachtig uitziend meisje van een jaar of 18. Het meisje bleek ook naar Thay Nguyen te moeten, ze studeerde daar, maar dat kwamen we via de man te weten want zij sprak geen woord Engels. De man wandelde met ons een brug over en we gingen aan een stalletje zitten aan de weg richting Thay Nguyen. Het werd half zes, zes uur, kwart na zes... Om half zeven hadden niet alleen wij, maar ook de man de hoop opgegeven: er rijden geen minibussen als het donker is. Het meisje begon nu zichtbaar angstig te kijken. Ze had erg weinig geld bij zo bleek. Uiteindelijk besloten we met drie een hotelkamer te delen: Patricia en ik in een bed, het meisje in het andere bed. Eenmaal in de kamer belde ze huilend haar ouders en vrienden op. Wij hoopten dat ze niet al te bang was van ons vreemde Westerlingen, maar ik denk dat ze dat wel was. Ze wilde ook niet mee uit eten en we dachten dat ze sowieso meer op haar gemak zou zijn alleen, met een vertrouwd tv-programma. Wij trakteerden onszelf op een avondmaal in een chique lokaal restaurant waar ze duidelijk niet veel buitenlanders zagen. Het eten was op zich heerlijk gekruid, maar natuurlijk was het weer raden naar welk deel van het dier we exact aten. Een van de op zich heerlijke schotels bevatte 'vlees' waar het haar nog op zat. Op de terugweg liepen we langs een huwelijksfeest waar we als eregasten onthaald werden nadat Patricia antwoordde dat ze uit Frankrijk kwam. Dat is op zich vrij vreemd voor Noord-Vietnam, waar veel mensen hard tegen de Fransen hebben gevochten. Een van de dames bleek echter Brigitte te heten en haar Frans was erg goed dus Patricia vermoedde dat ze misschien een Franse vader had. We waren doodop, maar konden toch niet weigeren om even op Elvis te dansen (Oh jeah, Blue Suede Shoes in Vietnam) omringd door dansende veertigers, vijftigers en zestigers. Ik vroeg me af voor wie de dj exact aan het draaien was: het bruidspaar of hun ouders. De oudere generatie was alvast erg actief en slechts een eenzame man gaf alles wat in hem zat tussen het verder volledig vrouwelijke, dansende gezelschap. Na een paar liedjes (meer oude rock and roll, hoe hun je daar nee tegen zeggen?) kregen we groene thee met ijs aangeboden (oh zo rock and roll, maar erg welkom). We wilden misschien wel langer blijven , maar na 12 uur in een bus konden we dat echt niet meer. Terug in het hotel viel ik alvast onmiddellijk als een blok in slaap.

De volgende dag was er nog een hele weg af te leggen, maar alles verliep wel vlot en in de namiddag kwamen we aan in een guesthouse. De eigenaar sprak redelijk goed Engels en even later ontmoetten we de andere gasten die ons aanraadden de volgende dag een tochtje op een boot te regelen. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende ochtend werden Patricia en ik samen op een moto gezet (ja hoor, met z'n drieen op een Honda scooter. Ook die ervaring heb ik nu gehad) op weg naar de boot. De boottocht was zalig, we vertrokken op de rivier en zagen de rotsen uitsteken boven de stroom, dorpjes die erlangs lagen en rijen witte vlinders die elkaar leken te achtervolgen in wolken langs de rand van de rivier. Een zekere J.C. zou nog enthousiaster geweest zijn dan wij over de vele vogelsoorten die we zagen, waaronder een soort felblauwe ijsvogel-achtig dier en langpotige, witte riviervogels. Het water in de rivier leek erg proper, op een enkele half vergane varkenskop na. De rivier ging door een grot heen en een half uur later stapten we uit voor een korte wandeling naar een aantal watervallen. Patricia en ik hadden dan al bijzonder veel zin om te zwemmen en toen we boven aan de watervallen (die niet erg groot waren) twee andere toeristen zagen zwemmen volgden we direct, ondanks luid protest van onze kapitein/gids. Later bleek dat er eigenlijk nooit iemand zwemt boven aan de waterval door de stroming. Een van de twee andere toeristen was in het water gevallen en nadat zijn vriend hem geholpen had, waren ze in het meer veilige gedeelte blijven zwemmen om af te koelen.

Na de lunch voeren we dan echt het meer op en dat was heel mooi. Er waren aan die kant geen dorpen, geen stranden, geen tekens van leven op vlinders na. Het bos steeg onmiddelijk op uit het water in steile heuvels. Tijdens het zwemmen, deze keer met toestemming van de kapitein, leek onze boot volledig alleen op het water, zo ver we konden kijken was er op deze lange, smalle arm van het meer niets te zien dan water en bergen.


(Zo ziet het er dus uit. Een kort edoch hevig gevoel van afgunst jegens mijn persoon is bij deze toegestaan)


De volgende dag waren Patricia en ik van plan om naar een van de dorpjes aan de bewoonde kant van het meer te trekken, op zoek naar een homestay. We namen de boot en onderweg van de aanlegplaats naar het dorp kwamen we een Australier tegen met zijn Vietnamese vriendin en hij raadde ons een van de huizen aan. De volgende twee dagen waren voornamelijk gevuld met wandelen, zwemmen en peddelen op, rond en in het meer (vanzelfsprekend in exact die volgorde). Memorabel moment was zeker en vast mijn  eerste Vietnamese onweer, terwijl Patricia en ik net in een rubberen roeibootje ergens midden op het meer zaten. Als er mensen voorbij waren gevaren hadden ze zich sowieso een breuk gelachen: we kregen het namelijk echt koud na een tijdje en zaten samengepakt als twee vogeltjes op een stokje in onze boot, met elk een roos-paarsige paraplu boven ons hoofd. (want iedereen weet: als je gaat zwemmen in een meer, neem je steeds een paraplu mee. En elke vogel heeft stiekem een roos-paarsige paraplu onder de veren). Verder was het ook leuk om met de kinderen in het huis te spelen en ontmoetten we natuurlijk nog enkele andere reizigers waarmee we 's avonds iets dronken op het bamboe terras van het huis, met zicht op het meer en de zonsondergang. Na twee heerlijke dagen was ik helemaal uitgerust en klaar om nieuwe horizonten te ontdekken. Patricia zou nog enkele dagen langer blijven en ik nam afscheid van haar. Na een laatste wandeling terug richting de bus, nog steeds achtervolgd door horden vlinders, kwam ik terug bij de guesthouse aan, waar ik mijn grote rugzak had achtergelaten. Nog een uur wachten en de bus zou er zijn.




donderdag 17 mei 2012

Dong Van

Na onze stop onder de heilige bomen wandelen we nog even verder en het landschap wordt steeds mooier. Spijtig genoeg is het al snel drie uur en we moeten ook nog de hele weg terug. We besluiten dus terug te keren. De laatste kilometers zijn dodelijk. Het is nog steeds warm, ons water is op en we dromen van koude dranken, suiker en zout. Terug in Dong Van lopen we direct op een van de winkeltjes af in de hoofdstraat en kopen een heleboel drankjes. Tomek en Ania hebben een koffiedrankje ontdekt dat zelfs ik ten zeerste weet te apprecieren en we drinken verder ook nog groene ijsthee en water. Zittend op het voetpad zien we de afwikkeling van de zondagmarkt. Bijna iedereen is weer naar huis, een extreem dronken man valt in slaap recht voor onze neus, in het midden van de hoofdweg van Dong Van. Wij zijn ongerust, maar de dorpelingen vinden het blijkbaar normaal. Een vrouw slaagt er uiteindelijk in hem aan de kant van de weg te krijgen, waar hij zijn roes uitslaapt op de kartonnen dozen die de vrouw heeft neergelegd. Wij keren terug naar het hotel voor een douche. Onze "wasruimte" is een mooie slaapplek geworden met bamboematjes, een groot muggennet, dekens en handdoeken. (ik zal eens kijken of hij tevoorschijn komt als ik Ania's foto van die plek tag op Facebook) Er zijn een stuk of acht matten, we zullen dus niet alleen zijn vannacht. We douchen en ontmoeten de Francaise opnieuw, zij wordt mijn buurvrouw in onze geimproviseerde slaapkamer. We gaan met zijn vieren op zoek naar eten, maar alles is vol door de vele toeristen en we worden overal geweigerd. Ons avondmaal bestaat uit chips en bier. Later vinden we nog een vrouw die op het voetpad maiskolven en eieren roostert op een vuurtje. Hongerig vallen we aan. Terug in ons hotel ontmoeten we onze andere buren. Een groep Vietnamese studenten die naar hier waren gekomen op scooters en ook geen slaapplaats konden vinden. Tomek, Ania en ik lenen hen onze muggennetten (wij hebben als enige een net omdat we de eerste waren, denk ik.). Het wordt uiteindelijk een erg goede nacht, er waait een fijne wind door ons "washok" en veel hotelbedden hier hebben toch ook geen echte matras. Wanneer ik de volgende ochtend rond 8 uur opsta zijn de Vietnamezen al verdwenen. Mijn muggennet is mooi opgevouwen en Patricia, de Francaise, geeft mij een briefje van een van de vrouwelijke studentes die het gebruikt heeft. Het is in een hartvorm gescheurd en boven de dankjewel-boodschap is een engel getekend.
We plannen onze dag. Tomek, Ania en ik willen graag nog een wandeling maken, Patricia zal even meewandelen en dan teruggaan voor een rustig dagje in de schaduw en een kortere wandeling. De kaart in de lobby wordt opnieuw geraadpleegd en de keuze is al snel gemaakt: bij een van de dorpjes staat tussen haakjes "very nice". Meer hebben we niet nodig. Gewapend met anderhalve liter water per persoon, koekjes en drie nieuwe ananassen vertrekken we. Het is een warme dag en om te beginnen moeten we uit de vallei van Dong Van klimmen. Gelukkig is de weg niet steil. We passeren een begraafplaats en er zijn een aantal mooie uitzichtpunten op de vallei, maar we voelen nu al dat het een warme dag wordt. Patricia leent mijn hoed en keert even later terug. Kort daarna bereiken wij de eerste pas en dus ook de volgende vallei. Het uitzicht is geweldig en er zijn geen andere mensen in zicht. We wandelen verder en er is weinig schaduw, dus het wordt erg heet. We pauzeren onder een steile ietwat overhangende rots. Het is de eerste schaduw in een half uur en de zon staat erg hoog nu. Terwijl we uitrusten vermengt het gehuil van een hond zich met het constante geluid van de krekels. Hitchcock lijkt niet ver weg. We wandelen nog een eind verder en komen langs enkele dorpen. Weinig schaduw en geen winkeltjes. Na een tijdje worden Ania en ik wat zenuwachtig. Is dit de juiste weg? De dorpjes hebben wel naamborden, maar er staan vaak twee of drie namen op en niet alle namen staan op onze kaart. Richtingaanwijzers zijn natuurlijk onbestaande. Wie zou ze hier nodig hebben? Tomek verzekert ons met een blik op zijn kompas dat de richting juist lijkt. De weg is echter al lang een pad geworden en nu lijkt ook dat pad langzaam te veranderen in een hoop stenen. Ik heb ondertussen mijn paraplu opengedaan om me tegen de felle zon te beschermen, Ania draagt een doek op haar hoofd en Tomek heeft een paar witte vlekken achter zijn oren van de dikke laag zonnecreme. Wanneer we de weg vragen aan een groepje vrouwen op het veld, lachen ze ons uit terwijl ze het pad aanwijzen dat we zouden moeten nemen. Wij hebben het te warm en zijn te onzeker om het grappig te vinden. Gelukkig herhalen twee andere groepjes daarna hetzelfde gebaar.
Ondertussen zijn de valleien alleen maar mooier geworden. De vormen van het gebergte lijken verzonnen door een tekenaar, na het laatste dorp (en in de vierde vallei) stijgt er een drakentandberg op vanuit het diepste en breedste punt. Eindelijk kan ik mijn paraplu even laten zakken. Maar ons water is bijna op en ons eten al helemaal. We moeten nu echt op de terugweg zijn. Even later belanden we op een verharde weg. De weg stijgt in kronkels naarboven. Serpentina noemt Tomek het als ik me goed herinner. De vallei ziet er achter de drakentandberg nog spectaculairder uit, met rijstvelden en een diepe ronde inzinking in het midden. In contrast met dit prachtige landschap, ligt er vijf minuten later een gigantische vuilnisbelt langs de weg, die op verschillende plaatsen in brand staat. De insecten zoemen en het ruikt sterk naar verbrand plastiek. Naast de laatste vuilnisberg staat een huis. Waarschijnlijk woont hier een familie die vuil verzamelt in de straten van Dong Van. Vuilnisruimers krijgen geld per verzamelde kilo heb ik gehoord, al vraag ik me af hoe het systeem exact werkt nu ik deze afvalbergen zie. Wie betaalt hiervoor? In de stad werden plastiek flessen gescheiden van ander afval, hier zie ik ze toch weer opduiken tussen het andere vuil.

(niet een van onze foto's, maar wel representatief voor de eerste valleien)

Gelukkig brengt de vuilnisbelt ook hoop, hoop dat we dichtbij de toegangsweg naar de stad zijn. En ja, na een laatste bocht bereiken we de hoofdweg en zien een typische rode boog met gele letters boven de weg. De laatste - en enige begrijpelijke woorden voor ons - Dong Van. Drie kwartier later zijn we terug bij het hotel. We vieren de thuiskomst met water, thee en koffiedrankjes bij dezelfde winkel. Tradities zijn snel geboren onder reizigers. Een goede bar, een fijn eettentje of een winkel met aardige mensen, al snel worden ze een gewoonte. Er zijn al genoeg nieuwe dingen elke dag. Vertrouwdheid is luxe.


vrijdag 11 mei 2012

Sa Phin - Dong Van

Er bestaat zoiets als de bijbel voor onafhankelijke reizigers, ik heb het natuurlijk over de Lonely Planet. Elke backpacker vertrekt het thuisland gewapend met dit kleinood. Net als de bijbel zijn er verschillende manieren waarop men de teksten die erin staan kan interpreteren. Er zijn dogmatici die blindelings vertrouwen op de informatie die hen verstrekt wordt en die nooit een restaurant of hotel zullen binnenstappen dat niet vermeld wordt in de Gids. Er zijn de cynici, die het boek wel bijhebben, maar net om elk adres te vermijden wat erin staat wegens 'niet meer authentiek'. Of dat beweren ze althans, want grappig genoeg kom je deze sekte regelmatig tegen in een door de Gids vermeld etablissement. De meeste reizigers zijn echter pragmatici. Ze gebruiken de informatie die hen bruikbaar lijkt, maar volgen de teksten niet tot op de letter. Ik behoor tot deze laatste groep en in Ha Giang was de tijd gekomen om het advies van de Grote Gids te volgen. In een van hun beroemde blauwe kadertjes wordt er verteld over 'The Man to know in Ha Giang'. Ik gebaarde naar mijn lieve nha nghi-familie of ik de telefoon kon gebruiken en contacteerde Mr Angh. Ik vertelde hem dat ik de volgende ochtend graag naar Dong Van wilde vertrekken, maar dat dit me niet lukte. Hij verzekerde mij dat hij het zou oplossen en direct een mailtje zou sturen met een voorstel voor een trip door de streek van drie dagen. Dit allemaal aan een zacht prijsje omdat ik vertelde dat ik liefst wandelde of het openbaar vervoer gebruikte. Ik zou wel niet in Dong Van zelf kunnen overnachten want door een nationale vakantie van vijf dagen waren alle hotels daar volgeboekt. Ik dacht dat dit mijn reis alleen maar goedkoper en misschien wel interessanter kon maken dus ik vond het prima.
De volgende ochtend om vijf uur stipt stond er inderdaad een lokaal minibusje richting Dong Van voor de deur. Na het vertrouwde gegiechel van de portierjongen bij het zien van mijn grote rugzak, kreeg ik een plekje in de al redelijk volle bus. De term volle bus zou echter binnen zeer geringe tijd een heel nieuwe betekenis krijgen. Traditiegewijs ging het busje nog eens drie keer de stad rond en onderweg werden meer en meer passagiers opgepikt, de meeste onder hen duidelijk gekleed op een familiebezoek. De chauffeur was gelukkig van het rustige soort en de zeer jonge portier had veel gezag. Iedereen kreeg een exact plekje aangewezen. Er zaten op mijn bankje van drie zetels al gauw vijf mensen (en zonder mijn Europese achterwerk zouden het er zeker zes geweest zijn), er werd een houten bankje in het gangpad gezet (waar hadden ze dat vandaan getoverd?) en uiteindelijk stonden er een vijftal mannen nog recht, zat er een jonge kerel in het eerste raamkozijn en hing de portier zelf half uit de deur, die door de vele mensen nu niet meer dicht kon. Ik was blij dat ik ergens in het midden zat tussen twee jonge Vietnamezen. Natuurlijk zou een van hen op mijn schouder in slaap vallen (inclusief een beetje kwijl), maar dat was ik ondertussen al gewend. Vietnamezen kunnen namelijk overal in slaap vallen zolang ze niet in contact komen met rechtstreeks zonlicht. Het is een gave die ik hier wel zou kunnen gebruiken.
Zes uur duurde de busrit, met een korte stop van twintig minuten. We passeerden prachtige landschappen, reden over de Quan Ba bergpas (letterlijke vertaling 'Pas van de Hemel') en zagen verschillende andere overvolle busjes ons voorsteken. Ondertussen probeerde de portierjongen zijn bus schoon te houden door plastieken zakjes door te geven voor iedereen die ziek werd tijdens de rit. Overal om mij heen werd overgegeven. Ook dat aspect van de reis ben ik sinds enkele weken gewend. Ik daarentegen fixeerde mij gewoontegetrouw zo goed als mogelijk op het landschap en werd niet ziek.
Uiteindelijk werd ik op een kruising gedropt, zo'n 18 kilometer van Dong Van. Ik was in Sa Phin, een gehuchtje met een attractie, het negentiende eeuwse Hmong-paleis, en een hotel. Of excuseer, een motel, want zo noemde de eigenaar het zelf. De eigenaar zelf heb ik niet gezien, zijn tienerdochter bracht mij op haar scooter van de weg naar het motel (dat bleek een afstand van ongeveer 500 meter, maar kom je kan het geen motel noemen als je niet met een moto aankomt nietwaar?) In het motel kon ik douchen, de badkamer was vuiler dan ik gewend was. Het water bleef er in staan omdat ze de vloer niet goed hadden gebouwd. (Normaal gezien is de vloer altijd wat schuin en zit er in de laagste hoek een afvoer naar buiten. Hier zat er een inzinking in het midden waardoor het water bleef staan en de badkamer nog vochtiger en warmer was dan gewoonlijk. En vuil, want het vuil bleef ook staan.) De kamer zag er iets beter uit, al was er voor de eerste keer geen ventilator en geen muggennet. Wel een tv. Ik bevestigde dus mijn eigen net en ging naar beneden. Daar wachtte lunch op mij, begeleid door twee figuren die geen van beide een woord Engels spraken. De eerste was een persoon waarvan ik moeilijk kon uitmaken of het een man of vrouw was, maar ik denk dat het de eigenaar was van het motel. De tweede was een jongen van zo'n 15 jaar en hij bleek mijn gids voor de middag. We bezochten het Hmong-paleis, een mooi traditioneel houten huis zonder enige uitleg in het Engels, maar wel met veel oude foto's van de laatste koninklijke familie. In het paleis volgde de jongen mij en het leek alsof hij er zelf nog nooit geweest was. Hij las de schaarse borden in het Vietnamees aandachtig en nam met zijn gsm exact dezelfde foto's als ik. Toen ik een foto van hem wilde nemen, glimlachte hij voor het eerst breed. Na het paleis was het mijn beurt om hem te volgen voor een wandeling van een zestal kilometer. Het was gelukkig al half vier dus de grootste hitte was voorbij. De wandeling was prachtig. Het gebied rond Dong Van is een door Unesco erkend geologisch gebied omdat het landschap uniek is. De bergen zijn bijzonder rotsachtig, overal zie je scherpe rotsen en rotsblokken. De bomen en planten lijken rechtstreeks uit de rotsen te komen. Op sommige plaatsen waan je je op een andere planeet (of op zijn minst in een nieuwe Jurasic Park film). De mensen die in deze dorpen leven, hebben het niet makkelijk. Ze verbouwen vooral mais en het is verbazend om te zien hoe ze elke vierkante centimeter waar je aarde kunt zien, benutten. Zelfs op plaatsen waar ik niet naartoe zou kunnen wandelen of klimmen staat mais. De jongen leidt mij door verschillende kleine valleien op en neer. Hij heeft een papiertje in de hand en twee keer stelt hij vragen aan voorbijkomende inwoners. Wanneer we op een bepaald moment halverwege een steil dalend pad moeten terugkeren omdat het pad verdwijnt, begin ik me een beetje zorgen te maken. De zon is aan het zakken en mijn gids lijkt minder en minder op een gids. Gelukkig vindt hij daarna wel het juiste pad en 20 minuten later bereiken we terug een echte weg. Ik koop een flesje ijsthee voor mezelf en een Redbull voor hem en we wandelen via de weg de laatste kilometer terug naar Sa Phin. De zon zakt.
Terug in Sa Phin weet ik niet goed wat te doen. Er is niets te zien, mijn kamer heeft een tl-lamp, maar die hangt te ver weg van de twee bedden om te lezen en ik weet niet waar en wanneer er eten komt.
Ik ga dan maar op de drempel zitten en kijk naar het laatste licht.

Plots hoor ik naast mij stemmen, een koppel vraagt mij of ik 'the Belgian woman' ben. Ja, dat ben ik. Ze leggen uit dat ook zij Mr Angh gecontacteerd hebben en dat hij hen verteld had dat ik hier vanavond ook zou zijn. Het koppel, Tomek en Ania, komt uit Polen en we wisselen ervaringen uit. Zij zijn ontevreden over hun huidige situatie. Ze vinden het hotel en eten te duur voor wat het is. Ik heb geen idee van de prijzen (Mr Angh zou me vanavond een overzicht bezorgen) en wanneer ik de prijs hoor, ben ik ook verbaasd. Het is zeker niet onbetaalbaar, maar het kost allemaal zo'n 20 procent meer dan op andere plaatsen voor minder kwaliteit. Plus, er is nog een 18 procent service charge voor Mr. Angh. Tomek en Ania hebben die al op voorhand betaald en voelen zich nu bedrogen. Ik ben ook teleurgesteld in de prijs en heb bovendien het gevoel dat mijn gids lief is, maar moeilijk echt een gids te noemen. Bovendien had ik expliciet gevraagd of er geen andere mensen mee mijn tour konden doen (dat is altijd goedkoper), en hebben Tomek en Ania wel dezelfde wensen, maar een andere reis. We beslissen om de volgende morgen in Dong Van (zondagmarkt) te vragen of we onze geboekte reizen daar kunnen stopzetten zodat we met zijn drieen zelf iets kunnen regelen vanuit het stadje. We vinden elkaar bovendien in een gedeelde afkeer voor scooters (Ania heeft een scooterongeval gehad in Myanmar een tijdje geleden) en besluiten te bellen of we geen auto kunnen krijgen voor de 18 kilometer lange rit de volgende ochtend. (Mr Angh had mij terecht verteld dat dit veel te duur was voor mij alleen, maar hij wist toch dat er nog twee andere mensen zouden zijn?). Na een telefoontje blijkt natuurlijk dat de auto met z'n drieen zelfs goedkoper is dan drie scooters en Mr Angh belooft ons er een te regelen. We communiceren ook onze andere grieven en vragen of we morgen na de markt niet met iemand persoonlijk kunnen spreken om alles uit te klaren. Moe, maar voldaan over onze acties, gaan we naar bed.

De volgende morgen wacht er inderdaad een autootje voor ons en we kunnen er net in met al onze bagage. De kronkelige, steeds stijgende en dalende, niet echt geweldig onderhouden weg, zorgt ervoor dat we extra blij zijn met onze beslissing een auto te nemen en onderweg zien we tientallen traditioneel uitgedoste dorpelingen op weg naar de markt. Goede vooruitzichten.
We kunnen in Dong Van onze rugzakken achterlaten in het cafe van Mr Angh en trekken naar de markt. Die is spectaculair. Overal lopen mannen en vrouwen rond in traditionele kledij. De vrouwen in alle kleuren van de regenboog, de mannen in zeer donkerblauwe pakken (gekleurd met indigo) en bijpassende petten en mutsjes. Er is een gedeelte waar men soep kan eten, een overdekte slagershal waar de ingewanden aan haken hangen en driftig vlees wordt gewogen op oude weegschalen, er is een gedeelte voor groente en fruit, rijst, stoffen en kleren. Er is ook een hoek met cafeetjes waar verkopers hun zelfgebrouwen sterke rijstdrank serveren. Zij noemen het ruou en in het Engels steevast 'wodka'. Om negen uur 's morgens zit het ook daar al vol. Af en toe zie je oude vrouwen in een klein stalletje amuletten en traditionele medicijnen verkopen. Er zijn ook vrouwen met levende vissen, paling en krabben in teilen, in het midden is een pad waar snacks verkocht worden (gefrituurde beignets, zoet of hartig, fel bijgekleurde gelei met mung-bonen, ijsjes...) en op een pad naar boven vind je de markt voor levende dieren. Het gekrijs van biggetjes is er oorverdovend. Tomek, Ania en ik beperken ons tot het kopen van fruit en ik probeer als ontbijt twee soorten beignets bij het fruit. Vettig maar prettig. Tomek trekt ondertussen ontelbare foto's. Een ervan hebben jullie waarschijnlijk al ontdekt op Facebook, je kunt Ania  zien naast mij onder de parasol. Goed gezind keren we de markt na meer dan twee uur de rug toe.

Terug in het cafe blijkt dat Mr Angh ook hier niet aanwezig is, het wordt weer een telefoongesprek. Gelukkig is hij een redelijk man en komen we snel tot een oplossing. We zullen elk in Hanoi betalen voor wat we al gedaan hebben (daar heeft hij een kantoor) en Tomek en Ania krijgen hun voorschot daar ook terug. Na dit gesprek gaan we onmiddelijk op zoek naar een slaapplaats. Dat blijkt door de feestdag erg moeilijk. Alles is inderdaad vol. Na een half uur ronddwalen in het kleine stadje (eigenlijk een dorp) pauzeren we even op de trappen van een van de nettere hotels. De man die ons een half uur geleden al vertelde dat zijn hotel vol was, komt naar buiten. Hij heeft een voorstel. We kunnen op de bovenste verdieping slapen, in de open ruimte waar ze overdag de was ophangen om te drogen. Het is een tegelvloer en langs een kant heeft de ruimte muur noch ramen, enkel een soort traliewerk om niet naar beneden te vallen. Een beetje bezorgd gaan we met hem mee naar boven. Daar blijkt de ruimte mooi open te zijn met twee kamers die erop uitkomen en een gemeenschappelijke badkamer die wij ook kunnen gebruiken. Er staat een tafeltje met drie stoeltjes voor het traliewerk en we hebben uitzicht op de markt. De man belooft ons een mat, dekens, muggennet en ventilator en wij zijn tevreden met de voorgestelde prijs van 100 000 dong (zo'n kleine vier euro). We frissen ons op, laten onze tassen achter aan de receptie en besluiten nog een wandeling te maken. Er hangt een soort rudimentaire kaart in de lobby en Tomek trekt er een foto van. Er lijken paden te vertrekken uit het dorp richting een tekeningetje van grote bomen en een rivier, de richting van China. Het ziet er goed uit. We vertrekken. Op straat komen we nog een Francaise tegen die op zoek is naar een slaapplaats. We vertellen haar over onze vondst. Wanneer we uit de vallei gewandeld zijn, blijkt de rivier te ver beneden ons in een veel diepere vallei. We willen dat hele stuk niet terug naar boven klimmen straks. De bomen dan maar. We hebben geen idee waarom er bomen op de getekende kaart staan. Er zijn overal bomen tussen de velden en op de bergwanden. Maar het pad loopt zonder veel stijgen of dalen rond de berg en dat zint ons wel. We wandelen enkele kilometers, af en toe komen we mensen tegen die waarschijnlijk terugkomen van de markt. Soms rijden er scooters voorbij met dorpelingen of toeristen, maar in het algemeen is het enkel rustig en warm. We passeren een paar dorpen, geen van allen met winkeltje. We zijn blij dat we drie ongeschilde ananassen en veel water bijhebben. Na een uur of zo zien we de eerste boom. Een gigantisch oud geval dat er precies zo uitziet als op het tekeningetje. Verder net voorbij het dorp zien we dat er nog een vijftal staan, dichtbij elkaar. We wandelen ernaar toe en Ania en ik menen zelfs een overdekt betonnen bankje te zien staan onder een van de stammen. Het bankje blijkt een altaar. Natuurlijk zijn de bomen heilig. We stoppen onder een van hen en schillen onze ananassen. Kinderen komen nieuwsgierig kijken en lopen daarna gillend weer weg. Door de takken vangen we glimpsen op van de overkant van de vallei. Daar ligt China. Het lijkt het einde van de wereld.


dinsdag 8 mei 2012

Ha Giang

Het is alweer een week geleden dat ik het "Wilde Noorden"van Vietnam verlaten heb, maar de internetconnecties in deze streek waren schaars en traag, dus een bericht schrijven wilde niet echt lukken. Gelukkig is er ook goed nieuws: het gebied in kwestie is bijzonder mooi (kijk maar naar de eerste foto op facebook) en ik heb heel fijn gezelschap gevonden voor dit deel van mijn reis (zonder hen was die foto er nu ook niet). Maar voor we bij dat landschap en gezelschap belanden, is het eerst tijd voor een hoofdstukje Vietnamese bureaucratie en algemene spraakverwarring.

In Sapa had ik besloten dat ik toch absoluut de grensstreek met China in de Ha Giang-provincie wilde bezoeken. Een Vietnamese die 10 jaar gids was geweest vond het een van de mooiste plaatsen van het land en ik hoopte op iets minder toeristen dan in het charmante Sapa. Nu wist ik dat het niet erg eenvoudig zou worden want de Lonely Planet en Guide du Routard waren allebei relatief stil over de streek. De Guide du Routard leek te suggereren dat het enkel met een tour kon en volgens de Lonely Planet waren er geen rechtstreekse bussen tussen deze twee buurprovincies. Ik vond het eerste belachelijk en het tweede onwaarschijnlijk en ging dus op onderzoek uit. Al snel bleek dat geen enkele toerist mij kon helpen en dat de lokale reisoperatoren en toeristencentra enkel iets wisten te vertellen over de tours. Gelukkig bracht een laatste bezoekje aan het cafe van Sapa O 'Chau een oplossing. Shu, de initiatiefneemster, vertelde me onmiddelijk dat er wel een rechtstreekse bus was vanuit de provinciehoofdstad Lao Cai naar Ha Giang. Ik moest simpelweg 's avonds naar Lao Cai gaan en daar overnachten, want de bus zou waarschijnlijk tussen 5 en 6 uur vertrekken. Dit systeem van vroege bussen kende ik al, dus ik waagde het erop.

Een minibus bracht me in de namiddag naar Lao Cai, alwaar ik onmiddelijk een nha nghi zocht, oftewel een een simpel hotel. Ik wist dat het lokale busstation niet ver van het treinstation was dus zocht ik daar een kamer. Dat ging zoals gewoonlijk vlot, al had deze kamer een extraatje ( nee, nog niet de bed bugs...). In de wit betegelde badkamer was er een centrale, grotere tegel tussen de wastafel en de spiegel met de prachtige afbeelding erop van een naakt, zwoel kijkend meisje. Het geheel was extra bevreemdend omdat mijn kamer twee eenpersoonsbedden bevatte (Vietnamezen reizen niet alleen of hebben een voorliefde voor enorm grote hotelbedden. Ik heb nog geen enkele echte single room gezien hier). Na deze verrassing begon ik me af te vragen in wat voor hotel ik exact beland was, maar anderzijds: de kamer was proper en voor zijn prijs best mooi met veel ramen en een ventilator bij elk bed, plus er was een goed kader boven het bed om mijn muskietennet aan te hangen. (Of dat dacht ik althans. Die nacht is een stang van het kader naar beneden gedonderd, gelukkig achter het bed.) Na inspectie van de kamer en een douche, ging ik snel op zoek naar het busstation om te vragen hoe laat de bus vertrok. Het was al bijna zeven uur en hier betekent dat duisternis. Het busstation bleek inderdaad erg dichtbij en ik kon snel eten en vroeg naar bed.

De busrit de volgende morgen ging vlot (vertrek inderdaad 5u30) en ik bereikte rond half twaalf Ha Giang. In deze provinciestad was er niet echt iets te zien, maar ik was er voor een welbepaalde reden. De travel permit voor de grenszone met China. Dit document, het ziet er een beetje uit als een diploma, netjes ingevuld op gekleurd papier en met grote rode stempel, is verplicht voor alle buitenlanders die in de grensstreek willen reizen. Natuurlijk wordt er aangeraden om dit via je tour operator te regelen, natuurlijk is het immigratiebureau waar je het kunt krijgen ergens in een achterafstraatje dat ook volgens google maps niet bestaat, en natuurlijk kost het elke buitenlander 10 dollar. Het is dus duidelijk dat ik al mijn nieuw aangeleerde reisvaardigheden nodig had om dit papiertje te verkrijgen. Twee dagen heb ik rondgelopen, gewapend met mijn paspoort, het equivalent van 10 dollar en mijn onmisbare pen en notaboekje. Die laatste twee zijn nodig omdat geen enkele toerist verstaanbaar Vietnamees kan spreken. Vietnamees is een toontaal en de lettercombinatie ban bijvoorbeeld kan dus vijf verschillende betekenissen hebben door middel van vijf verschillende accenten. De betekenissen van ban gaan van dorp over vriend naar verkopen en tafel (de laatste ben ik even kwijt) en wij Westerlingen denken dat Vietnamezen uit de context wel zouden kunnen afleiden welk woord er wordt bedoeld, maar nee. Zo werkt het niet. De Vietnamezen horen echt zinnen in de trant van "Hoe ver is de volgende vriend?"of "Weet u een plek waar ze sim-kaarten tafel?" Het notaboekje, waarin ik dus zeer precies alles op noteer met de juiste accenten, is dus onmisbaar wanneer er zich een dergelijke verkoop- of dorpensituatie voordoet.
In het begin was ik wat gefrustreerd door de situatie, maar al gauw begon ik er de voordelen van in te zien: ik was in een stad met bijzonder weinig buitenlanders en echt niemand die er scheen te overnachten, iedereen was supervriendelijk, alle eten en drank waren goedkoop en "bargainfree", de familie die mijn hotel uitbaatte bleek bijzonder lief en hulpvaardig (alsook volstrekt waardeloos op praktisch gebied) en er was niets te zien in de stad, maar er was wel een rivier en er waren mooie bergen rondom.

Ik vond het dus bijna spijtig toen op dag drie het mirakel gebeurde: ik bereikte het kantoortje (hoera!), binnen de openingsuren (hoezee!) en met alle noodzakelijke documenten op zak (De hemel zij geprezen. Een wonder is geschied!) Mijn vreugdedansje werd geapprecieerd door het meisje aan het loket en gedurende enkele seconden was ik het gelukkigste meisje op aarde.


Eenmaal terug op straat besefte ik echter weer dat mijn parallelle zoektocht naar een bus richting Dong Van nog steeds niets had opgeleverd. Om een of andere reden had ik wel verschillende bussen met deze bestemming zien passeren, maar wist men er niets over in het nochthans grote en goed georganiseerde busstation. De typische handige plakkaten met bestemmingen, vertrekuren, reistijd en prijs gaven geen enkele bestemming in de richting van China weer. Ik was een jonge vrouw alleen. Met een droom, een bestempeld diploma voor bureaucratische studies, een notaboekje met pen "van A"en geen enkel vooruitzicht op een oplossing.

En wat doet een jonge vrouw dan? Ze zoekt een oude wijze man.


maandag 23 april 2012

De belangrijke zaken: eten en lezen

Op vraag van een niet nader genoemde, stekelige vriend een update over mijn eetervaringen tot nu toe. In het kort: de Vietnamese keuken is super, al kom je regelmatig dezelfde dingen tegen. Ontbijt en lunch zijn gewoonlijk noedelsoepen pho of buhn. Deze bevatten sowieso groenten en noedels (regelmatig instant op goedkope plaatsen) en verder krijg je er ofwel een gebakken ei bovenop , tofu of alle mogelijke soorten vlees. Op niet-toeristische plaatsen is dat vlees regelmatig ondefinieerbaar, maar het voordeel is dat je weet dat het vers is. De varkens, kippen en runderen worden hier overduidelijk plaatselijk geslacht. Op de markt zie je immers gewoon het dier nog liggen: poten, hoofd en staart nog duidelijk herkenbaar, de ingewanden in bakken of zakken. De prijs voor de beste soep is een gedeelde plaats tot nu toe voor Hanoi en Ta Van. In Hanoi de beroemde bun cha, heerlijke bouillon met geroosterd en gemarineerd varkensgehakt. Het hielp ook dat dit een van die gerechten was waar je gepekelde groenten bijkreeg (niet de vieze zoals in Egypte, Erik. Wees gerust) en een berg munt, koriander en sla. Yummie. De andere was een rijstnoedelsoep van ik denk runderbouillon, overduidelijk niet uit een pakje, met verder veel kool en tomaat, wat paddestoelen en een ei erbovenop.
Daarnaast heb ik natuurlijk al ontelbare heerlijke springrolls gegeten en een aantal superlekkere wokgerechten. Het voordeel van de wok is dat je kunt aanwijzen wat je wilt zodat je min of meer weet wat je eet. Speciale vermelding op dat gebied voor een wokgerechtje met glasnoedels, kruiden en paling in Dien Bien Phu.
Verder was het eten in de homestays vaak ook geweldig. De kip op het platteland smaakt geweldig. Het zijn kleine kippen en ze krijgen vaak veel mais te eten denk ik want ze zien er erg geel uit. Plus ze hebben natuurlijk veel rondgelopen want de mensen houden ze vaak gewoon in hun tuin rond het huis.
Het valt me op dat hier in het noorden het eten erg op Chinees eten lijkt. Vooral de wokgerechten hebben een erg chinese toets. Favorieten hier zijn bijvoorbeeld kip met pepers (gelukkig ontzaad en vrij mild) en rund of varken met paddestoelen (shii-take-achtig), ui en wortel.

En dan nog even een boeken-update.
Gelezen tot nu toe:
- The Marriage Plot  van Jeffrey Eugenides: goed, maar niet geweldig. Interessant omdat je een inkijk krijgt in manische depressiviteit en de periode begin jaren 80 wordt ook heel mooi geschetst. Ik vond alleen een van de hoofdpersonages nogal vervelend, wat niet bevorderlijk is voor je leesplezier.
- Het bezoek van de lijfarts van Per Olov Enquist: in het begin dacht ik dat ik het nooit uit zou krijgen, zeer vreemde vertelstijl. Het leek alsof je bewust op een afstand gehouden werd en ik had het gevoel dat ik veel meer zou moeten weten over de Deense geschiedenis. Het voordeel is dat je doorzet in een boek in dit soort omstandigheden en dat was het zeker waard. Het historische verhaal over de dokter van de mentaal onstabiele koning Christiaan van Denemarken die gaandeweg alle macht krijgt en zo de Verlichting probeert te forceren in het land is fascinerend en de schrijfstijl werkt net heel goed als je eenmaal mee bent in het verhaal. Wat afstandelijk en repetitief leek, werd onrustwekkend en opslorpend. Aanrader.
- Droomduiding van Jeb Rubenfield: moordverhaal rond het bezoek van Freud aan Amerika begin 20ste eeuw. Het eigenlijke verhaal was entertainend maar veel te vergezocht (move over Dan Brown), maar de auteur  leek wel goed gedocumenteerd en het New York van die tijd in combinatie met Freud en Jung is intrigerend.

Volgende op mijn lijstje: Anna, Hanna en Johanna (net gevonden in de hostel hier) en in mijn rugzak zitten nog reisverhalen van Adriaan Van Dis en Cormac McCarthy's Blood Meridian. Goede vooruitzichten!

Sapa

We zijn alweer een paar dagen verder en ik heb ondertussen een 'echte' trekking gedaan, waarover later meer, maar eerst natuurlijk de toevallige trekking.
Aangekomen in Sapa wilde ik die eerste dag vooral rust. Nadat ik een hotelkamer had gevonden kocht ik een paar mini-ananasjes (God, de ananassen zijn hier heerlijk) en ging met een boek aan het stadsmeertje zitten. Twee uur later was ik helemaal uitgerust en wilde ik een korte wandeling maken door het stadje zelf. Ik wandelde door de erg toeristische straten en was dit al snel beu dus toen ik een klein straatje zag dat steil naar beneden liep was ik geinteresseerd. Ik hoopte misschien op een plek terecht te komen waar ik een uitzicht had op de vallei onder ons. Het straatje bleek echter algauw vooral naar huizen te leiden van de lokale bevolking, inclusief hun groentetuintjes en enkele kleine rijstterrasjes. Er was momenteel geen rijst, maar iets anders dat ik niet veel later - en op eerder onaangename wijze - als waterkers heb geidentificeerd. Toch zag ik onder deze huizen en velden een weg dus ik was ervan overtuigd dat er wel ergens een pad naar beneden zou leiden. Voor ik het wist zat ik tussen de terrasjes en leek er geen weg terug. Het werd bovendien steeds glibberiger en vochtiger naargelang ik dichterbij de weg kwam en natuurlijk ben ik op een bepaald moment uitgegleden, recht de waterkers in. Overal zat okergele, klei-achtige modder en ik gleed telkens weer weg in mijn eigen teva-sandalen. Uiteindelijk kon ik toch de weg bereiken en gelukkig was er daar een klein stroompje waarin ik een deel van de modder van mijn sandalen, voeten en handen kon spoelen. Het probleem was dat ik daarna ook geen weg terug zag. De weg bleek in aanbouw te zijn en stopte plots. De enige route terug naar de straten erboven was dus weer tussen die huizen en tuintjes door. Gelukkig werd ik op dat moment gespot door een Vietnamese in een van de huizen boven mij, en nadat ze mij stevig had uitgelachen, wees ze mij wel de kortste weg naar de straat. Eenmaal terug werd ik wel wat nagekeken, maar het kon mij niet veel schelen. Ik was vooral blij dat ik nu de weg terug wist naar mijn hotel, meer specifiek mijn hotelkamer, meer specifiek de douche in mijn hotelkamer.  
Na de douche schreef ik mijn vorige blogbericht, maar halverwege besefte ik plots dat het al redelijk laat was en ik wilde graag voor de volgende dag nog een echte trekking regelen, dus ik sloeg mijn bericht op en ging richting toerismebureau. Ik had namelijk gehoord van een paar organisaties die geleid worden door de lokale etnischge minderheden en dat interesseerde me wel. Een van deze organisaties bleek heel dichtbij te zijn en eenmaal in hun cafeetje ben ik de rest van de avond bij deze mensen blijven plakken.
Zowel het idee achter de organisatie als de mensen waren zo fijn dat ik nu al denk mijn laatste twee weken in Vietnam hier terug door te brengen zodat ik kan lesgeven in hun school. Het idee achter de organisatie is simpel. Sapa is erg toeristisch, maar de mensen die ervan profiteren zijn niet de lokale etnische minderheden. De meeste hotels, restaurants en reisagentschappen worden geleid door Vietnamezen van buitenaf of buitenlanders. Dit komt grotendeels omdat de lokale mensen stuk voor stuk leven van landbouw in kleine dorpen in de bergen. Ze hebben vaak tijd noch geld voor onderwijs en terwijl hun land enorm snel ontwikkelt en het leven duurder wordt, hebben zij weinig vooruitzichten. Sapa O'Chau probeert kinderen en jongeren te helpen door hen scholing aan te bieden en het organiseert trekkings waarbij de families die bezocht worden een rechtvaardig deel van de opbrengst krijgen. In hun cafeetje leerde ik onmiddelijk enkele vrijwilligers kennen en de initiatiefneemster Shu, een jonge moeder van Hmong-afkomst. (De Hmong zijn sterk vertegenwoordigd in de buurt van Sapa) Ze nodigden me onmiddellijk uit voor het avondeten en daarna ben ik met een paar vrijwilligers nog iets gaan drinken. In de bar was het grappig om het verschil te zien tussen de toeristen en de lokale jonge Vietnamezen. De toeristen kwamen naar de bar voor shisha (ja hoor, waterpijpen in Vietnam.), de locals omdat er een pooltafel stond. (Poolen is de nationale sport op het platteland denk ik. Ik heb de voorbije week overal oude pooltafels zien opduiken. Vaak stonden ze onder krakkemikkige afdakjes en had ik het idee dat ze onmogelijk bespeelbaar waren wegens oud/scheef/..., maar na de avond in de Misty Bar weet ik wel beter.) Tom en Jes van Sapa O'Chau wilden ook wel een spelletje spelen en nadat we op tergend trage wijze een spel een tegen twee hadden beeindigd, speelden we ook een paar spelletjes tegen twee Hmong-meisjes. Westerlingen-Hmonggirls 3-0, genant maar gezellig. Ondertussen stonden de lokale jongens te kijken en probeerden ze ons soms een handje te helpen, in mijn geval met bijzonder weinig resultaat.

De volgende dag vertrok ik dan voor drie dagen voor een tocht langs een aantal bergdorpen. Ik had gezien de toch hoge temperaturen maar niet gekozen voor een te zware route. De wandeling de eerste dag was heel mooi en ik werd vergezeld door een dodelijk vermoeid jong Brits koppel (nachtbus vanuit Hanoi), een Thaise dokter die net op pensioen was, en een Fransman. Tegen een uur of vier gingen de eerste drie terug naar Sapa, de Fransman Guillaume en ik zouden in het dorp overnachten. Die namiddag en avond zaten vol leuke verrassingen: Guillaume en ik hebben gezwommen in de rivier en dat leverde ons niet alleen veel aandacht op. We werden daarna ook door een Vietnamees koppel uitgenodigd om iets met hen te drinken en we kregen er gratis een traditioneel kruidenbad bij. De enige andere gast in de homestay die avond bleek Andrea te zijn die ik een week eerder had leren kennen en zij had dan weer een bar ontdekt verder in het dorp waar we de avond hebben doorgebracht met Vietnamese wijn (niet echt een aanrader) en zelfgemaakte appel-kaneelthee (serieuze aanrader, vooral als je de gigantische stukken kaneelschors zag die de uitbater gebruikte) en een Inglourious Bastards-spelletje (niet het recreatieve scalperen).

De volgende dag was er weer een prachtige wandeling en na de middag ging ik alleen verder met gids Hao. Die avond sliep ik in een dorp met merkelijk minder toeristen en at ik met de familie mee in de keuken, tussen het houtvuur en de tv. Het eten was super (morgen een boek- en eetpostje denk ik) en daarna hebben we gelachen met een Chinese, gedubde historische soap, het type waarbij de held steeds voor een ventilator staat zodat zijn haar sexy meewappert tijdens zijn dramatische dialogen: ik raadde waarover het ging en zat er natuurlijk continu naast. Tijdens de reclameblokken switchten ze naar het nieuws (sommige gewoontes zijn universeel) en ik begreep niets behalve de woorden Vietnam, Sarkozy en Francois Hollande (oh ja, er bestaat nog een buitenwereld.)

Vanmorgen heb ik dan met Hao nog een korte wandeling gemaakt in de buurt van het dorpje Ban Ho. Ik heb hem wat Frans geleerd tijdens een stop aan een kleine waterval en daarna zijn we terug naar boven geklommen naar een dorp waar de grote weg doorliep zodat we een busje terug naar Sapa konden nemen. En daar ben ik nu dus opnieuw.