In de reeks geestige plaatsnamen, presenteer ik u: Ho Ba Be oftwel Ba Be Lakes, een nationaal park in het noorden van Vietnam. In Sapa had iemand mij deze plek aangeraden en ik was vastbesloten het park te bezoeken. Nu was dat vanuit Dong Van bijna onbegonnen werk. De Lonely Planet kreeg deze keer gelijk ("Het is sinds kort mogelijk om vanuit de Dong Van regio naar de Cao Bang provincie te reizen, maar de lokale overheid zal er alles aan doen om u tegen te houden."). Ik kon geen enkele bus vinden die de juiste richting uitging. En omdat ik ook mijn geloof in oude mannen had verloren, was er slechts een uitweg: de omweg. Patricia vond het park ook wel een interessant idee, dus we besloten samen te reizen. De volgende ochtend om vijf uur zaten Ania, Tomek, Patricia en ik opnieuw in een overvolle bus naar Ha Giang. Ik was blij om opnieuw mijn rustige chauffeur en arrogante portierjongen te zien (die tijdens deze trip een meisje probeerde te versieren terwijl een twintigtal mensen toekeken). In het busstation namen Patricia en ik afscheid van Ania en Tomek, die terug richting Hanoi trokken. Wij wisten dat we niet in een dag bij het park konden komen, dus we hoopten in Thay Nguyen te raken, een centrale universiteitsstad. Rond vijf uur waren we nog steeds twee uur van Thay Nguyen verwijderd. Plots begon de portier een geanimeerd gesprek met een van de laatste andere mensen op de bus en voor we het wisten stonden we samen met de twee andere overige passagiers op de straat. Dit was blijkbaar de eindhalte. Naast ons stond een lokale man die een minimum aan Engels sprak en een zenuwachtig uitziend meisje van een jaar of 18. Het meisje bleek ook naar Thay Nguyen te moeten, ze studeerde daar, maar dat kwamen we via de man te weten want zij sprak geen woord Engels. De man wandelde met ons een brug over en we gingen aan een stalletje zitten aan de weg richting Thay Nguyen. Het werd half zes, zes uur, kwart na zes... Om half zeven hadden niet alleen wij, maar ook de man de hoop opgegeven: er rijden geen minibussen als het donker is. Het meisje begon nu zichtbaar angstig te kijken. Ze had erg weinig geld bij zo bleek. Uiteindelijk besloten we met drie een hotelkamer te delen: Patricia en ik in een bed, het meisje in het andere bed. Eenmaal in de kamer belde ze huilend haar ouders en vrienden op. Wij hoopten dat ze niet al te bang was van ons vreemde Westerlingen, maar ik denk dat ze dat wel was. Ze wilde ook niet mee uit eten en we dachten dat ze sowieso meer op haar gemak zou zijn alleen, met een vertrouwd tv-programma. Wij trakteerden onszelf op een avondmaal in een chique lokaal restaurant waar ze duidelijk niet veel buitenlanders zagen. Het eten was op zich heerlijk gekruid, maar natuurlijk was het weer raden naar welk deel van het dier we exact aten. Een van de op zich heerlijke schotels bevatte 'vlees' waar het haar nog op zat. Op de terugweg liepen we langs een huwelijksfeest waar we als eregasten onthaald werden nadat Patricia antwoordde dat ze uit Frankrijk kwam. Dat is op zich vrij vreemd voor Noord-Vietnam, waar veel mensen hard tegen de Fransen hebben gevochten. Een van de dames bleek echter Brigitte te heten en haar Frans was erg goed dus Patricia vermoedde dat ze misschien een Franse vader had. We waren doodop, maar konden toch niet weigeren om even op Elvis te dansen (Oh jeah, Blue Suede Shoes in Vietnam) omringd door dansende veertigers, vijftigers en zestigers. Ik vroeg me af voor wie de dj exact aan het draaien was: het bruidspaar of hun ouders. De oudere generatie was alvast erg actief en slechts een eenzame man gaf alles wat in hem zat tussen het verder volledig vrouwelijke, dansende gezelschap. Na een paar liedjes (meer oude rock and roll, hoe hun je daar nee tegen zeggen?) kregen we groene thee met ijs aangeboden (oh zo rock and roll, maar erg welkom). We wilden misschien wel langer blijven , maar na 12 uur in een bus konden we dat echt niet meer. Terug in het hotel viel ik alvast onmiddellijk als een blok in slaap.
De volgende dag was er nog een hele weg af te leggen, maar alles verliep wel vlot en in de namiddag kwamen we aan in een guesthouse. De eigenaar sprak redelijk goed Engels en even later ontmoetten we de andere gasten die ons aanraadden de volgende dag een tochtje op een boot te regelen. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende ochtend werden Patricia en ik samen op een moto gezet (ja hoor, met z'n drieen op een Honda scooter. Ook die ervaring heb ik nu gehad) op weg naar de boot. De boottocht was zalig, we vertrokken op de rivier en zagen de rotsen uitsteken boven de stroom, dorpjes die erlangs lagen en rijen witte vlinders die elkaar leken te achtervolgen in wolken langs de rand van de rivier. Een zekere J.C. zou nog enthousiaster geweest zijn dan wij over de vele vogelsoorten die we zagen, waaronder een soort felblauwe ijsvogel-achtig dier en langpotige, witte riviervogels. Het water in de rivier leek erg proper, op een enkele half vergane varkenskop na. De rivier ging door een grot heen en een half uur later stapten we uit voor een korte wandeling naar een aantal watervallen. Patricia en ik hadden dan al bijzonder veel zin om te zwemmen en toen we boven aan de watervallen (die niet erg groot waren) twee andere toeristen zagen zwemmen volgden we direct, ondanks luid protest van onze kapitein/gids. Later bleek dat er eigenlijk nooit iemand zwemt boven aan de waterval door de stroming. Een van de twee andere toeristen was in het water gevallen en nadat zijn vriend hem geholpen had, waren ze in het meer veilige gedeelte blijven zwemmen om af te koelen.
Na de lunch voeren we dan echt het meer op en dat was heel mooi. Er waren aan die kant geen dorpen, geen stranden, geen tekens van leven op vlinders na. Het bos steeg onmiddelijk op uit het water in steile heuvels. Tijdens het zwemmen, deze keer met toestemming van de kapitein, leek onze boot volledig alleen op het water, zo ver we konden kijken was er op deze lange, smalle arm van het meer niets te zien dan water en bergen.
(Zo ziet het er dus uit. Een kort edoch hevig gevoel van afgunst jegens mijn persoon is bij deze toegestaan)
De volgende dag waren Patricia en ik van plan om naar een van de dorpjes aan de bewoonde kant van het meer te trekken, op zoek naar een homestay. We namen de boot en onderweg van de aanlegplaats naar het dorp kwamen we een Australier tegen met zijn Vietnamese vriendin en hij raadde ons een van de huizen aan. De volgende twee dagen waren voornamelijk gevuld met wandelen, zwemmen en peddelen op, rond en in het meer (vanzelfsprekend in exact die volgorde). Memorabel moment was zeker en vast mijn eerste Vietnamese onweer, terwijl Patricia en ik net in een rubberen roeibootje ergens midden op het meer zaten. Als er mensen voorbij waren gevaren hadden ze zich sowieso een breuk gelachen: we kregen het namelijk echt koud na een tijdje en zaten samengepakt als twee vogeltjes op een stokje in onze boot, met elk een roos-paarsige paraplu boven ons hoofd. (want iedereen weet: als je gaat zwemmen in een meer, neem je steeds een paraplu mee. En elke vogel heeft stiekem een roos-paarsige paraplu onder de veren). Verder was het ook leuk om met de kinderen in het huis te spelen en ontmoetten we natuurlijk nog enkele andere reizigers waarmee we 's avonds iets dronken op het bamboe terras van het huis, met zicht op het meer en de zonsondergang. Na twee heerlijke dagen was ik helemaal uitgerust en klaar om nieuwe horizonten te ontdekken. Patricia zou nog enkele dagen langer blijven en ik nam afscheid van haar. Na een laatste wandeling terug richting de bus, nog steeds achtervolgd door horden vlinders, kwam ik terug bij de guesthouse aan, waar ik mijn grote rugzak had achtergelaten. Nog een uur wachten en de bus zou er zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten